SHOWNOTES
Peters datapraatje
Trends en determinanten van primaire en secundaire sectio’s
Het percentage sectio’s (primair en secundair samen) is in Nederland relatief laag (vergelijkbaar met de Scandinavische landen) maar het is de laatste paar jaar wel gestegen van 16,1 % in 2018 tot 17,7 % in 2020.
De Perined data laten zien dat kans op een sectio sterk afhankelijk is van de zwangerschapsduur. Bij een vroeggeboorte tussen 28 en 32 weken is die kans 45-50%, waarvan het grootste deel (35% van al deze bevallingen) primaire sectio’s zijn. De kans op een primaire sectio vermindert verder in de zwangerschap tot rond de 14-15% tussen 36 en 40 weken. Na 39 weken wordt de kans op een primaire sectio opeens vrijwel nul. De kans op een secundaire sectio schommelt bij vroeggeboortes tussen de 10 en 15 procent en daalt vervolgens naar 5% bij 39 weken en stijgt dan weer sterk tot 20% bij 40 weken. De laagste kans op een sectio (8%) ligt rond 40 weken.
Omdat de meeste bevallingen (rond 94%) a terme zijn vindt in die groep ook het leeuwendeel (90%) van de sectio’s plaats. Voor mogelijke trends kijken we eerst naar alle a terme (primair en secundaire) sectio’s en naar het effect van pariteit en daarna naar de zogenaamde NTSV sectio’s (dwz sectio’s bij eenlingen van nulli, a terme, met achterhoofdsligging). Bij deze laatste groep is mogelijk sprake van vermijdbaarheid en zou een sectio niet snel nodig moeten zijn.
De kans op een a terme secundaire sectio is tussen 2012 en 2020 bij nulli ongeveer drie keer zo hoog (12%) als bij multi (4%) en die kans daalde na 2012 licht tot 2017 om recent weer te stijgen. Bij primaire sectio’s ziet het er anders uit. Daar is bij multi de kans op een primaire sectio meer dan twee keer zo hoog als bij nulli. Die kans was stabiel bij nulli tussen 2012 en 2020, maar was continu stijgend bij multi met recent (na 2018) een nog sterkere stijging. Uiteindelijk is dan de kans op ‘een’ sectio bij nulli niet heel veel hoger dan bij multi (18,1 tegen 15,9%).
Bij sectio’s in de NTSV groep is sprake van een dalende trend tot rond 12% in 2017, maar de kans op een (met name secundaire) sectio in die groep is recent weer gestegen tot 13,5%. De kans op een sectio bij een eerste en a terme geboren kind in achterhoofdsligging is dus 13,5 %, bijna 1 op 7. Maar bij een stuitligging is die kans wel vijf tot zesmaal hoger, dwz rond 72%.
Bij het Zorginstituut Nederland (ZIN) vinden we NTSV sectio percentages per ziekenhuis (hier voor het jaar 2019) en die laten een flinke variatie zien, zowel bij de kleinere ziekenhuizen (tusen de 7 en 20%) als bij de grotere ziekenhuizen (tussen de 11 en 17%). Ook bij de academische ziekenhuizen is er een flinke variatie. Mogelijk moet er voor een correcte vergelijking tussen ziekenhuizen nog voor andere risicofactoren worden gecorrigeerd, zoals bijvoorbeeld de leeftijd van de moeder of etniciteit.
Verhoogde risico’s voor het kind
A terme eenlingen hebben na een sectio een 2 x zo hoog risico op een lage apgarscore na 5 minuten. Dat risico is vooral verhoogd na een secundaire sectio (4 tot 5 keer). Het verhoogde risico van het kind op een lage apgarscore bij alle sectio’s samen is vergelijkbaar met het verhoogde risico na een kunstverlossing en dat is 3 x hoger dan bij een spontane bevalling. Het risico op perinatale sterfte (tot 28 dgn) is bij een primaire sectio niet hoger dan bij een spontane bevalling, maar bij een secundaire sectio wel 35% hoger dan gemiddeld. Ongeveer 40 van de jaarlijks in totaal rond 260 a terme perinatale sterftes zien we bij een sectio optreden.
Ook de kans van een a terme geboren eenling op een NICU opname (gemiddeld ongeveer 1%) is 2 keer hoger na een sectio (1,5 keer hoger bij een primaire sectio en 2-2,5 keer hoger bij een secundaire sectio). Het risico op een NICU opname is bij een primaire sectio ongeveel evenveel verhoogd (1,4-1,6 keer) als bij een kunstverlossing.
Wat geeft voor de moeder een verhoogd risico op sectio’s?
We noemden al dat een stuitligging een sterk verhoogd risico op een sectio met zich meebrengt (maar meer dan een kwart van de stuitliggingen komen toch nog zonder sectio ter wereld), maar ook een tweelingzwangerschap geeft een twee keer zo hoog risico (35%) en daarnaast is een hogere leeftijd van de moeder een duidelijke risicofactor (Figuur F1). De kans op een sectio loopt met de leeftijd op van minder dan 10 % bij tienerzwangerschappen tot 45% bij moeders van 45 jaar en ouder. Deze toename loopt parallel met het hogere risico op primaire sectio’s bij multi.
Het is verder ook belangrijk voor de kans op een sectio in welke lijn de baring start (Tabel 1).
Wanneer de verantwoordelijkheid van een a terme bevalling in de 2e lijn ligt (Tabel 1) is er 28% kans op een sectio, tegen 4,3% bij de verantwoordelijkheid in de eerste lijn, dus een 6-7 keer hogere kans. Multi hebben in de 1e lijn een marginale (1,3%) kans op een sectio, terwijl die kans in de 2e lijn bijna 29% is met 21% kans op een primaire sectio. Het lijkt deels logisch dat de primaire sectio’s hoger zijn in de 2e lijn, maar omdat we zien dat multi in de 2e lijn een meer dan 2 keer hogere kans hebben dan nulli is er bij multi waarschijnlijk ook sprake van ‘repeat’ sectio’s’. Ook secundaire sectio’s komen veel vaker voor in de 2e lijn.
Ook ‘niet-kaukasische’ vrouwen hebben een verhoogd risico (20-25% hoger) op een sectio. Alleen bij nulli is hun relatieve risico op een primaire sectio lager dan bij kaukasische vrouwen, maar het relatieve risico is bij de multi van deze groep weer hoger (rond 25%). Voor niet-kaukasisch vrouwen is het risico op een sectio bijna 20%, voor kaukasische vrouwen minder dan 16 % (zie Tabel 2).
De laagste kans is de kans op een primaire sectio bij niet-Kaukasische nulli (5%), maar de multi in deze groep hebben weer de hoogste kans op een primaire sectio (13%). De laagste kans op een secundaire sectio zien we bij kaukasische moeders (4,6%) en de hoogste kans op een secundaire sectio bij niet-Kaukasische multi (15,1%).
Al met al lopen de aan herkomst gerelateerde risico’s op een sectio uiteen van 14,7% bij kaukasische multi tot 20,1 bij niet-kaukasische nulli.
De Perined data van www.peristat.nl kunnen ons alleen (nog) niet laten zien in welke gevallen er sprake was van een overdracht (ante of durante partu) of wat de indicaties voor de sectio’s waren.
Geef een reactie