45: Verhalen van vroeger met Loes Schultz

Verloskundig Baken
Verloskundig Baken
45: Verhalen van vroeger met Loes Schultz
Aan het laden
/

AFLEVERING OMSCHRIJVING

Een speciale aflevering, want we zijn bijna jarig, twee jaar alweer!
Verjaardagen zijn een goed moment voor reflectie, om terug te kijken. En zo kijken we vandaag terug in de geschiedenis van de verloskunde. Hiervoor hebben we Loes Schultz uitgenodigd. Ze gaat ons vertellen over vroeger… Loes heeft jaren lang als klinisch verloskundige gewerkt en is van 2013 tot 2020 currator geweest van het verloskundig erfgoed, deze collectie wordt bewaart in het Trefpunt Medische Geschiedenis Nederland op Urk. Ze kan heerlijk vertellen over verloskunde van toen. Wij hebben genoten van het maken van deze aflevering, we hopen dat jullie ook gaan genieten.

Shownotes, doneren, of meer info over Verloskundig Baken: www.verloskundigbaken.nl

GASTEN

Loes Schultz

Verloskundige n.p.

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

ACHTERGROND VAN DE PODCAST

Met deze podcast willen we een podium geven aan vernieuwende onderwerpen binnen de geboortezorg. Hiermee willen we het gesprek opgang brengen en zorgverleners binnen de geboortezorg inspireren.

Verloskundig Baken presentatoren zijn: Kirsten Schatorjé en Myrna Knol

De klankbordgroep wordt gevormd door Jolanda Liebregts, Rachel Reintjes, Karika van Hemert, Marlou Dankers en Esther Feijen – de Jong en Manon Vriezen.

Peters Datapraatje wordt mogelijk gemaakt door Peter Achterberg

Editing: Joost Dikker Hupkes

Zeegeluiden en muziek van Zapsplat

Je kan ons vinden op:

www.verloskundigbaken.nl

Linkedin: Verloskundig Baken

Instagram: @verloskundig_baken

Facebook: Verloskundig Baken

Twitter: @verloskundigb

Een voicemail achterlaten op: 06-82858646

Wil je ons steunen dan kan dat met een kleine maandelijkse bijdrage via petje.af en ook door een eenmalige donatie via deze link.

44: Asielzoekers zorg met Joanne Koomans en Rebecca Nott

Verloskundig Baken
Verloskundig Baken
44: Asielzoekers zorg met Joanne Koomans en Rebecca Nott
Aan het laden
/

AFLEVERING OMSCHRIJVING

Op steeds meer plekken in Nederland worden er noodopvang geopend voor asielzoekers. Als geboortezorgverleners geeft dat weer nieuwe uitdagingen en aandachtspunten. In deze podcast hebben we dan ook Rebecca Nott en Joanne Koomans uitgenodigd, beide verloskundigen werkzaam op het asielzoekers centrum in Ter Apel. Vanuit hun ervaring en onderzoek delen ze tips en trucs met ons en vertellen ze over de samenwerking in de keten. Kortom we krijgen een inkijk waarom de zorg aan asielzoekers toch een vak apart is.

Shownotes, doneren, of meer info over Verloskundig Baken: www.verloskundigbaken.nl

GASTEN

Joanne Koomans

Verloskundige

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

Rebecca Nott

Verloskundige

SHOWNOTES

Asielzoekers zorg

Verloskundigenpraktijk

Zoals Joanne en Rebecca aangeven in de podcast, staan zij er voor open dat bij vragen of knelpunten je contact met ze opneemt. Je kan ze bereiken via hun praktijk: Verloskundigenpraktijk New Life

Onderzoek

Egalite studie de link naar Zon MW

Dit link is de eerste publicatie van de Egaliteit studie waar er gekeken wordt naar risicofactoren. Het aantal verhuizingen dat asielzoekers moet ondergaan is daar een van.

Pregnancy outcomes in asylum seekers in the North of the Netherlands: a retrospective documentary analysis

Richtlijn

De ketenrichtlijn

ACHTERGROND VAN DE PODCAST

Met deze podcast willen we een podium geven aan vernieuwende onderwerpen binnen de geboortezorg. Hiermee willen we het gesprek opgang brengen en zorgverleners binnen de geboortezorg inspireren.

Verloskundig Baken presentatoren zijn: Kirsten Schatorjé en Myrna Knol

De klankbordgroep wordt gevormd door Jolanda Liebregts, Rachel Reintjes, Karika van Hemert, Marlou Dankers en Esther Feijen – de Jong en Manon Vriezen.

Peters Datapraatje wordt mogelijk gemaakt door Peter Achterberg

Editing: Joost Dikker Hupkes

Zeegeluiden en muziek van Zapsplat

Je kan ons vinden op:

www.verloskundigbaken.nl

Linkedin: Verloskundig Baken

Instagram: @verloskundig_baken

Facebook: Verloskundig Baken

Twitter: @verloskundigb

Een voicemail achterlaten op: 06-82858646

Wil je ons steunen dan kan dat met een kleine maandelijkse bijdrage via petje.af en ook door een eenmalige donatie via deze link.

43: Diversiteit in gezinnen met Sara Coster

Verloskundig Baken
Verloskundig Baken
43: Diversiteit in gezinnen met Sara Coster
Aan het laden
/

AFLEVERING OMSCHRIJVING

Steeds vaker hebben geboortezorgverleners te maken met verschillende gezinsvormen. Onze gast Sara Coster weet hier als ervaringsdeskundige en inmiddels professioneel counselor heel veel van. Zij gaat ons meenemen in deze diversiteit en bespreekt wat wij als hulpverleners kunnen doen, of juist niet moeten doen! Een inspirerende en informatieve podcast! Veel luisterplezier.

Shownotes, doneren, of meer info over Verloskundig Baken: www.verloskundigbaken.nl

GASTEN

Sara Coster

Kinderwenscoach, counselor andere gezinsvormen

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

En op haar website.

SHOWNOTES

Diversiteit in gezinnen

Stichting Durf is de stichting voor Dutch RainbowFamily Professionals. Het is een register waarbij professionals uit verschillende beroepsgroepen zich aan kunnen sluiten. Het gaat om mensen die ervaring hebben met regenbooggezinnen (advocaten, notarissen, psychologen, verloskundigen etc. etc.)
Ouders en wensouders kunnen hier dan vragen naar een professional met verstand van zaken.

Landelijk Informatiepunt Donorconceptie (alle info over donorconceptie)

Nederlandse stichting voor draagmoederschap

Nascholing door Sara Coster (geaccrediteerd voor kraamverzorgenden en verloskundigen)

Meer info over arbeidsvoorwaarden

Podcast tips

Podkast over homo’s enzo: aflevering 4 Kinderwens: hoe pak je dat aan? 1/2

Podkast over homo;s enzo: aflevering 5 Kinderwens: hoe pak je dat aan? 2/2

Podcast “de liefde van Nu”, “Sara voedt haar kinderen op met twee vaders“.

Boeken tip

De wens en de vaders

Peters datapraatje

Diversiteit zwangerschappen en oudersituaties

Naast de meest voorkomende situatie van een partnerschap van een man en een vrouw, waarbij de vrouw een natuurlijke zwangerschap doormaakt is er meer diversiteit. Bijvoorbeeld twee vrouwen waarbij één van hen zwanger wordt van een donor. Maar ook draagmoederschap en bewust alleen staande vrouwen. Het gaat te ver om alle vormen van ouderschap te benoemen.  Er zijn ook zwangerschappen die ontstaan na zelfinseminatie en zwangerschappen die ontstaan na een infertiliteitsbehandeling of via verkregen donormateriaal (sperma, eicel of embryo).

Welke data zijn er?

Met de inwerkingtreding van de wet ‘Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting’ in 2004 is er in Nederland een centraal registratiesysteem opgezet met daarin de afstammingsgegevens in geval van kunstmatige donorbevruchting. Daarin worden gegevens gestructureerd bijgehouden door de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (SDKB), die sterk gelieerd is aan het FIOM*. Zelfinseminaties die plaatsvinden buiten een medische instelling en behandelingen in het buitenland vallen buiten deze statistieken.

Het CBS verzamelt data over de huishoudens situatie van levendgeborenen, naar leeftijd en herkomst van de moeder.

Zwanger na fertiliteitsbehandeling met donormateriaal

Het aantal zwangerschappen na spermadonatie is tussen 2012 en 2019 gestegen van rond 800 naar rond 1400 per jaar (Figuur F1), maar lijkt recent iets te dalen, wat misschien met corona te maken kan hebben gehad (en de cijfers voor 2021 zijn waarschijnlijk niet compleet). Het aantal zwangerschappen na eicel-donatie (Figuur F2) is al langer aan het dalen van rond 80 á 90 in 2013 naar rond de 30-40, vooral door een enorm gebrek aan donoren, terwijl het aantal embryo donaties licht lijkt te stijgen.

 

In wat voor gezinssituatie worden Nederlandse kinderen geboren?

Data van het CBS geven aan dat verreweg de meeste kinderen in Nederland geboren worden bij ouders die gehuwd zijn (of een partnerschap hebben) of in een huishouden van twee niet-gehuwde personen. Dat is tussen 2010 (90,1%) en 2021 (89,5%) nauwelijks veranderd. Rond 8,3% (in 2021 en dat was 7,6% in 2010) wordt geboren in een éénouder gezin (alleenstaande moeder) of in een ‘overig’ huishouden (2,13% in 2021 en 2, 32% in 2010  (bijvoorbeeld (groot)moeder of tante plus (klein)dochter of nicht). Deze laatste twee ‘speciale’ huishoudensvormen (overig en eenspersoons) komen op jongere leeftijd van de moeder (veel) vaker voor.

Het percentage geboortes in een huishouden met ‘ouderparen’ (twee gehuwden, partners of niet-gehuwden) is slechts 34% bij tienermoeders en stijgt dan naar 73,5% bij de 20-25 jarigen via 90,3% bij 25-30 jarigen tot 93% bij de 30-35 jarigen om daarna licht af te nemen.

Bij moeders met een migratieachtergrond is het aantal geboortes in een éénouder- of ‘overig’ gezin twee keer zo hoog als bij moeders met een nederlandse herkomst. Hier wees het CBS in een eerder onderzoek naar het frequent voorkomen van alleenstaand ouderschap van bijvoorbeeld antilliaanse en surinaamse vrouwen.

Twee moeders?

Wanneer 2 vrouwen samen een kind krijgen kan het CBS niet zien wie de biologische moeder is en kiest dan random één van de twee om in ieder geval de data over het aantal vrouwen dat in Nederland een kind krijgt zo compleet mogelijk te houden. Het CBS geeft aan dat lesbisch ouderschap in Nederland in minder dan 0,2% van alle geboortes voor komt. (0,2% is 330-360 geboortes, dwz gemiddeld bij de 65 VSV’s zo’n 5 gevallen, maar dat kan natuurlijk sterk fluctureren, afhankelijk van de cliëntenpopulatie of praktijkervaring. Sommige verloskundigenpraktijken claimen hier een speciale ervaring.

* FIOM (eerder: Federatie van Instellingen voor de Ongehuwde Moeder en haar kind)

ACHTERGROND VAN DE PODCAST

Met deze podcast willen we een podium geven aan vernieuwende onderwerpen binnen de geboortezorg. Hiermee willen we het gesprek opgang brengen en zorgverleners binnen de geboortezorg inspireren.

Verloskundig Baken presentatoren zijn: Kirsten Schatorjé en Myrna Knol

De klankbordgroep wordt gevormd door Jolanda Liebregts, Rachel Reintjes, Karika van Hemert, Marlou Dankers en Esther Feijen – de Jong en Manon Vriezen.

Peters Datapraatje wordt mogelijk gemaakt door Peter Achterberg

Editing: Joost Dikker Hupkes

Zeegeluiden en muziek van Zapsplat

Je kan ons vinden op:

www.verloskundigbaken.nl

Linkedin: Verloskundig Baken

Instagram: @verloskundig_baken

Facebook: Verloskundig Baken

Twitter: @verloskundigb

Een voicemail achterlaten op: 06-82858646

Wil je ons steunen dan kan dat met een kleine maandelijkse bijdrage via petje.af en ook door een eenmalige donatie via deze link.

42: Uitwendige versie met Bea van der Put en Floortje Vlemmix

Verloskundig Baken
Verloskundig Baken
42: Uitwendige versie met Bea van der Put en Floortje Vlemmix
Aan het laden
/

AFLEVERING OMSCHRIJVING

Deze keer in onze podcast Bea van der Put en Floortje Vlemmix, beide helemaal enthousiast over het doen van uitwendige versies. Met hen hebben wij het over de versie zelf. Sinds wanneer worden er versies gedaan? Maar ook over hoe dit in de regio is georganiseerd voor de zwangeren. Is een versie veilig, hoe kan je het slagen van de versie positief beïnvloeden en hoe controleer je de foetale conditie, zijn vragen die we aan Bea en Floortje stellen. Wil je meer weten over de uitwendige versie? Luister dan deze aflevering!

Shownotes, doneren, of meer info over Verloskundig Baken: www.verloskundigbaken.nl

GASTEN

Bea van der Put

Versiekundige

Je kan haar hier vinden op haar website.

Van de klinische verloskundige Riet van Baaren ( “Riet met de gouden handjes”), heb ik tijdens mijn opleiding, eind jaren tachtig,  geleerd hoe je samen met de moeder het kind kunt verleiden te draaien…

En dat ben ik altijd blijven doen. Eerst alleen op praktijkniveau en sinds de oprichting van het 1ste lijns versieteam Amsterdam in 2005 ook praktijk-overstijgend. Met zes  1ste lijns collega’s bieden we in de regio Amsterdam de uitwendige versiepoging aan in de buurt, op hun eigen praktijk of indien gewenst in en door de 2de lijn, al dan niet samen met een van ons. Op deze wijze kunnen we de keuzevrijheid van de client waarborgen en de uitvoering van de versie  altijd op korte termijn garanderen.

De samenwerking rondom de uitwendige versie tussen de 1ste en 2de lijn heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen, nadat is aangetoond dat de uitwendige versie een veilige handgreep is, ook als het in de 1ste lijn plaatsvindt. De interdisciplinaire afspraken rondom counseling, verwijzing en follow up dragen bij aan de optimalisering van de zorg rondom de versie en de stuitligging.

Samen met P.a. klinisch verloskundige Charlotte van den Burg ben ik daarom in 2020 vanuit het VSV OLVG-West gestart met Stuitinwest: een multidisiplinair project, waarin middels een website voor cliënten en professionals uniforme informatie wordt gegeven in woord en beeld over de versie en de stuitbevalling in 4 verschillende talen. Laagdrempelig en voor iedereen toegankelijk. En met ons structureel interdisciplinair overleg, uniforme registratie en clienttevredenheidsonderzoek houden we elkaar scherp en de zorg optimaal.

Vanaf 2021 ben ik actief betrokken bij de werkgroep Uitwendige versie van de KNOV. Daarin ontwikkelden we een deelregister voor de uitwendige versie in de 1ste lijn met een verbeterde én verplichtte registratie om de kwaliteit van de versie te kunnen waarborgen en aantoonbaar te kunnen maken(hopelijk op korte termijn ook lijn-overstijgend).

Floortje Vlemmix

Gynaecoloog

Je kan haar hier vinden op Linkedin. En hier op de website van haar ziekenhuis.

 

Als gynaecoloog ben ik werkzaam bij het Dijklander ziekenhuis (dijklander.nl/centrum-voor-geboortezorg) en de integrale geboortezorg organisatie Geboortehart (geboortehart.nl).

Daar werk ik voor de stuitligging met veel plezier samen met mijn collega gynaecologen, versiekundigen bij ons in het ziekenhuis en die in de praktijken van het IGO. Mijn eerste versies heb ik samen gedaan met Tammo Suk. Hij was de verloskundige in het AMC die de versies deed toen ik daar kwam werken in 2008. Hij heeft me de kneepjes van het vak geleerd en samen hebben we een leuke zoektocht gemaakt naar de ideale manier van het uitvoeren van versies. Door kennis (wetenschap) te combineren met kunde (evalueren van je eigen handelen).

Naast mijn enthousiasme voor de stuitligging, zet ik mij in voor goede informatie aan patiënten en werk o.a. mee aan de patiëntenwebsite van de nvog (degynaecoloog.nl).

SHOWNOTES

Uitwendig versie

www.stuitinwest.nl

Info over de versie op de gynaecoloog.nl

 

Podcast tip

Podcast: Krachtig bevallen aflevering 22: Een bijzondere aflevering over een vaginale stuitbevalling met Steffanie Drost

Peters datapraatje

Stuiten en keren

Een stuitligging bij de geboorte geeft een verhoogd risico op een ongunstige uitkomst en dan mag de zwangere kiezen voor een vaginale bevalling of een keizersnede. Een in Nederland op veel plaatsen mogelijk alternatief is het proberen van een zogenaamde uitwendige versie, zodat een ‘normale’ ligging van het kind ontstaat. Cijfers over het voorkomen van stuitliggingen bij de geboorte vinden we op de Perined data website (www.peristat.nl). Gegevens over uitwendige versies kregen we (met dank aan Siska Post en Imara Wilsens) uit het versieregister van de KNOV.

 

Prevalentie, risicofactoren en type partus

Bij rond 4% van alle bevallingen (rond 6800 in 2020) komt een stuitligging voor. Vooral bij (ernstige) vroeggeboorte en bij tweelingen is de kans op een stuitligging duidelijk hoger. Tussen 22 en 32 weken neemt de kans bij eenlingen af van rond 30% tot rond 25%. Bij meerlingen ligt de kans rond 28% (zowel a terme als bij vroeggeboorte). Tussen 32 en 37 weken ligt de kans op een stuitligging van een eenling nog op 8-10%. Omdat uitwendige versies geindiceerd zijn bij a terme bevallingen (>37weken) kijken we verder alleen naar de cijfers bij a terme eenlingen.

 

Bij a terme eenlingen is de kans op een stuitligging bij de geboorte 2,6-2,8% (bron: Perined). Dat zijn ieder jaar rond 4000 gevallen. De kans op een ‘stuitbevalling’ is groter (rond 4%) bij een eerste kind (nulli) en dus kleiner (1,7%) bij een tweede of later kind *.

 

Wat opvallend is, is dat bij Kaukasische moeders de kans rond 3% is en bij niet-Kaukasische moeders rond 2%. Vooral bij nulli zijn de verschillen vrij groot 4,4% versus 2,8 % (bij multi is dat 1,77 vs 1,53%). Daar is niet een onmiddellijke verklaring voor; mogelijk spelen anatomische verschillen van het bekken een rol.

 

Kijken we naar het type partus bij stuitliggingen dan zien we dat stuitbevallingen vrijwel allemaal in de tweede lijn plaats vinden (er worden jaarlijks slechts 20-30 ‘stuiten’ in de eerste lijn geboren). Daarbij bevalt rond 11% spontaan, rond 1,5% via een kunstverlossing en rond 87% via een keizersnede. Bij ongeveer een kwart van alle primaire sectio’s van a terme eenlingen (3030 op 11953) gaat het om een stuitligging en dat is bij rond 4% van de secundaire sectio’s zo (samen zorgen stuitliggingen dus voor 15% van alle a terme sectio’s). Ongeveer een kwart van de stuitgeboortes start vaginaal, waarna de helft daarvan een secundaire sectio krijgt en driekwart start met een primaire sectio (dat ligt iets gunstiger voor multi dan voor nulli).

 

Uitwendige versies

We gebruiken cijfers van het versieregister van de KNOV over 2021. Deze registratie is hoogstwaarschijnlijk niet volledig landelijk dekkend omdat de laatste jaren maar een deel van de versiekundigen (ruim de helft) data aanleverde. In 2021 leverden 113 experts data aan over rond 2100 gevallen. Drie van deze versiekundigen deden meer dan 100 versies (het maximum was 135).

 

De kans op slagen van een versie is groter bij multi (rond 78%) dan bij nulli (rond 42%) en is gemiddeld rond 55%. Tweederde gebeurde in 2021 zonder medicatie (met 60% succes) en een derde met tocolyse (met 50% succes). Bij de gelukte versies lukken de koprol voorover (forward roll: 78,1%) en backward flip (81,6%) vaak bij een eerste poging. Bij een tweede poging is de slagingskans rond 14%.

 

Bij 1997 stuitliggingen werd in 1821 gevallen één enkele versiepoging gedaan en van die groep werden vervolgens 1089 kinderen in hoofdligging geboren en 732 (37%) in stuitligging. Vervolgens kwamen er 1104 vaginaal ter wereld en 717 per sectio (dwz 36% via een sectio ipv de 87% van alle a terme stuitgeboortes in de Perined registratie).

 

Uitwendige versies dragen dus substantieel bij aan het verminderen van sectio’s. Omdat de versieregistratie niet compleet is kunnen we daarvan alleen een minimale schatting maken. Uit de geregistreerde cijfers blijkt dat in meer dan de helft (1100) van 2100 geregistreerde gevallen de versie is geslaagd en in een vaginale bevalling resulteerde. Daarmee zijn in 2021 dus minimaal rond 1000 sectio’s voorkomen.

 

Onder de aanname dat de versieregistratie wel compleet is en dat alle overgebleven (geen versie geprobeerd) a terme stuitgeboortes ook een versiepoging zouden kunnen ondergaan (met de gerapporteerde 55% slagingskans) zouden er jaarlijks maximaal nog 3000 extra versiepogingen gedaan kunnen worden (4000 stuitgeboortes minus 1000 niet-geslaagde versies = 3000 stuitliggingen die nog in aanmerking zouden komen). Dan zouden er jaarlijks nog 1500-1600 a terme sectio’s minder nodig zijn. Dat zorgt voor een lager beroep op operatiecapaciteit en waarschijnlijk beddagen en bespaart waarschijnlijk ook veel zorgkosten.

 

* Omdat er in Nederland minstens 2000 externe versies worden uitgevoerd met een slagingskans van 55%, waarbij we verder weten dat die versies vaker (78%) slagen bij multi dan bij nulli (42%) zijn de werkelijke prevalenties van stuitligging bij het begin van de baring hoger (en vooral bij multi) dan de Perined cijfers aangeven, omdat deze de prevalenties bij de geboorte (dus zonder de geslaagde versies) aangeven.

ACHTERGROND VAN DE PODCAST

Met deze podcast willen we een podium geven aan vernieuwende onderwerpen binnen de geboortezorg. Hiermee willen we het gesprek opgang brengen en zorgverleners binnen de geboortezorg inspireren.

Verloskundig Baken presentatoren zijn: Kirsten Schatorjé en Myrna Knol

De klankbordgroep wordt gevormd door Jolanda Liebregts, Rachel Reintjes, Karika van Hemert, Marlou Dankers en Esther Feijen – de Jong en Manon Vriezen.

Peters Datapraatje wordt mogelijk gemaakt door Peter Achterberg

Editing: Joost Dikker Hupkes

Zeegeluiden en muziek van Zapsplat

Je kan ons vinden op:

www.verloskundigbaken.nl

Linkedin: Verloskundig Baken

Instagram: @verloskundig_baken

Facebook: Verloskundig Baken

Twitter: @verloskundigb

Een voicemail achterlaten op: 06-82858646

Wil je ons steunen dan kan dat met een kleine maandelijkse bijdrage via petje.af en ook door een eenmalige donatie via deze link.

41: Het geboorteplan met Marjolein van Gelderen en Inge van Wolferen

Verloskundig Baken
Verloskundig Baken
41: Het geboorteplan met Marjolein van Gelderen en Inge van Wolferen
Aan het laden
/

AFLEVERING OMSCHRIJVING

Vandaag gaan we het met onze gasten Marjolein van Gelderen en Inge van Wolferen hebben over het geboorteplan. In voorgaande afleveringen, zoals het portret van een anesthesist, is het geboorteplan aan bod gekomen. Als zorgverleners is het soms zoeken hoe met het plan om te gaan. Marjolein heeft als voorzitter van de GeboorteBeweging en vanuit haar perspectief als client veel ervaring met het maken van geboorteplannen en Inge heeft er veel mee te maken vanuit haar rol als klinisch verloskundige. We bespreken o.a. wat er in een geboorteplan kan staan en hoe je het gesprek erover kunt voeren. Het belooft dus een leuk en divers gesprek te worden!

Shownotes, doneren, of meer info over Verloskundig Baken: www.verloskundigbaken.nl

GASTEN

Marjolein van Gelderen

Voorzitter geboortebeweging

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

De website van de geboortebeweging.

Inge van Wolferen

Klinisch Verloskundige

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

SHOWNOTES

Het geboorteplan

Artikelen:
De voorkant van het boek dat Marjolein noemt en een foto van de alinea die omschrijft wanneer zorgverleners vroeger gebeld konden worden.

Peters datapraatje

Risico’s op interventies bespreken: kansen op interventies in de 1e en 2e lijn

Inleiding

Bij het bespreken van de verwachtingen voor het verloop van de zwangerschap en de kansen (risico’s) op verschillende interventies zijn goede getallen belangrijk om goed te kunnen voorlichten. Die landelijk gemiddelde getallen zijn deels uit de Perined website te halen (www.peristat.nl), maar kunnen ook voor iedere praktijk afzonderlijk bepaald worden. Die kansen of risico’s zijn afhankelijk van kenmerken van de cliënt (pariteit, soms leeftijd of herkomst), van het verloop van de zwangerschap en de bevalling en daarmee van de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de baring (1e of 2e lijn).

 

We kijken hier naar de kansen op een spontane bevalling, een inleiding, een keizersnede (primair/secundair) en een kunstverlossing (meestal een vacuüm). Data over veel andere zaken waarover de cliënt goede informatie zou willen ontvangen zijn niet op de Perined website beschikbaar en zijn mogelijk ook niet in de database opgenomen.

We splitsen de kansen voor nulli (eerste kind) en multi (tweede of later kind) en kijken of er verschillen zijn naar de plaats van de bevalling en soms naar herkomst van de moeder. We gaan hier uit van de kans op interventies bij voldragen (a terme; > 37 wkn zwangerschapsduur) zwangerschappen van eenlingen. Bij vroeggeboortes of tweelingzwangerschappen zijn de kansen op complicaties en interventies hoger. Maar omdat 94,3% van de bevallingen a terme plaats vindt (na 37 weken) is dat de best bruikbare uitgangsverwachting.

 

Verantwoordelijkheid bij start van de zwangerschap in 1e of 2e lijn

Bij het begin van de zwangerschap is de gemiddelde kans op een inleiding over alle (a terme/eenling) bevallingen 25,1% wanneer de verantwoordelijkheid in de eerste lijn ligt (nulli 27%, multi 23%). Ligt die verantwoordelijkheid dan al in de tweede lijn dan is de kans op een inleiding meer dan 40% (nulli 43,6; multi 41,4%). Ook de kans op een sectio is hoger in die initiële tweedelijnsgroep (28 vs 15%); bij multi is de kans op een primaire sectio veel hoger (2,5 keer) met een veel lagere kans op een secundaire sectio voor multi.  In beide groepen is er een vergelijkbare kans op een kunstverlossing voor nulli (14 vs 15%). Toch bevalt nog 63% in deze initiële tweedelijnsgroep spontaan (tegen 76% in initiele de eerstelijnsgroep). Zie tabel 1.

 

 

Tijdens de zwangerschap treden er complicaties op die maken dat de verantwoordelijkheid voor het begin van de baring naar de 2e lijn (gynaecoloog) wordt overgedragen. Toch doen verloskundigen de facto dan nog het meerendeel van de verlossingen.

 

Verantwoordelijkheid voor het begin van de baring in 1e of 2e lijn

Bij het begin van de baring ligt in iets meer dan de helft van de gevallen (76.000; 34.500 nulli en 41.000 multi) de verantwoordelijkheid bij de 1e lijn. In de tweede lijn zien we dan 72.000 bevallingen (30.000 nulli en 41.500 multi).

De risico’s op een inleiding zijn verwaarloosbaar voor de starters in de 1e lijn (2-3%), maar zijn meer dan 50% in de tweedelijns groep (58% bij nulli en 47% bij multi). De kans op een kunstverlossing is rond 1,5 keer hoger in de 2elijnsgroep. De 1e lijnsgroep heeft nauwelijks kans op een primaire sectio, maar nog wel 4,6% kans op een secundaire sectio (1,4% bij multi, 8,5% bij nulli). De kansen op een sectio zijn veel hoger de 2e lijnsgroep (28,5%) (28% bij nulli en 29% bij multi). Zie tabel 2.

 

 

Ook tijdens de baring (durante partu) kunnen er redenen zijn voor een overdracht naar de 2e lijn.

 

Verantwoordelijkheid voor het einde van de baring in 1e of 2e lijn

De verantwoordelijkheid voor het einde van de baring ligt (data 2020) nog voor 27% bij de eerste lijn (41.500 gevallen; dwz 11.700 nulli en meer dan twee keer zovel (29.700) multi). Deze zwangeren hebben een 99,7% kans op een spontane bevalling (Tabel 3).

De tweede lijn is aan het einde van de baring verantwoordelijk voor rond 110.000 bevallingen en die bevallen voor iets meer dan 65% spontaan. Na overdracht naar de tweede lijn tussen het begin en het eind van de baring daalt de kans op een sectio van 28,5 naar 22% (zie: Tabel 3).

 

Er worden volgens de getallen in tabel 2 en tabel 3 tijdens de baring nog 34.400 zwangeren (45%) overgedragen van de eerste lijn naar de tweede lijn. Het gaat dan om rond 23.000 nulli (66%) en 11.400 multi (33%). Het risico om tussen het begin en het eind van de baring te worden overgedragen is dus bij nulli twee keer zo groot als bij multi. Deze 34.400 durante partu overdrachten gaan volgens deze cijfers gepaard met ruim 3400 secundaire sectio’s (10%) en 5200 kunstverlossingen (15%).

 

 

Dat het leeuwendeel van de bevallingen in de tweede lijn eindigt wil echter niet zeggen dat verloskundigen niet sterk betrokken zijn bij het einde van de baringen die onder verantwoordelijkheid van de tweede lijn plaatsvinden, want Perined data geven aan dat in meer dan 75% van alle bevallingen een verloskundige het kind aanpakt.

 

Voor de kwaliteit van de Perined data zou het wenselijk zijn om het aantal ‘onbekenden’ in de data verder te reduceren.

ACHTERGROND VAN DE PODCAST

Met deze podcast willen we een podium geven aan vernieuwende onderwerpen binnen de geboortezorg. Hiermee willen we het gesprek opgang brengen en zorgverleners binnen de geboortezorg inspireren.

Verloskundig Baken presentatoren zijn: Kirsten Schatorjé en Myrna Knol

De klankbordgroep wordt gevormd door Jolanda Liebregts, Rachel Reintjes, Karika van Hemert, Marlou Dankers en Esther Feijen – de Jong en Manon Vriezen.

Peters Datapraatje wordt mogelijk gemaakt door Peter Achterberg

Editing: Joost Dikker Hupkes

Zeegeluiden en muziek van Zapsplat

Je kan ons vinden op:

www.verloskundigbaken.nl

Linkedin: Verloskundig Baken

Instagram: @verloskundig_baken

Facebook: Verloskundig Baken

Twitter: @verloskundigb

Een voicemail achterlaten op: 06-82858646

Wil je ons steunen dan kan dat met een kleine maandelijkse bijdrage via petje.af en ook door een eenmalige donatie via deze link.

40: Een portret van … de doula met Catharina Ooijens en Farola Dumont

Verloskundig Baken
Verloskundig Baken
40: Een portret van ... de doula met Catharina Ooijens en Farola Dumont
Aan het laden
/

AFLEVERING OMSCHRIJVING

Na deze warme zomer pakken we de draad weer op met een nieuwe aflevering in ons reeks ‘een portret van…’, waarin we verschillende geboortezorgverleners aan de tand voelen over hun professie. En deze keer is dat een portret van de Doula (of bevallingscoach). We hebben Catharina Ooijens en Farola Dumont te gast. Beide zijn al twaalf jaar doula, maar wel in een heel andere setting. Met hen hebben we het over hun vak en natuurlijk ook over de samenwerking in het veld. Veel luisterplezier!

Shownotes, doneren, of meer info over Verloskundig Baken: www.verloskundigbaken.nl

GASTEN

Catharina Ooijens

Klinisch doula

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

En haar eigen website.

Farola Dumont

Doula

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

En haar eigen website.

ACHTERGROND VAN DE PODCAST

Met deze podcast willen we een podium geven aan vernieuwende onderwerpen binnen de geboortezorg. Hiermee willen we het gesprek opgang brengen en zorgverleners binnen de geboortezorg inspireren.

Verloskundig Baken presentatoren zijn: Kirsten Schatorjé en Myrna Knol

De klankbordgroep wordt gevormd door Jolanda Liebregts, Rachel Reintjes, Karika van Hemert, Marlou Dankers en Esther Feijen – de Jong en Manon Vriezen.

Peters Datapraatje wordt mogelijk gemaakt door Peter Achterberg

Editing: Joost Dikker Hupkes

Zeegeluiden en muziek van Zapsplat

Je kan ons vinden op:

www.verloskundigbaken.nl

Linkedin: Verloskundig Baken

Instagram: @verloskundig_baken

Facebook: Verloskundig Baken

Twitter: @verloskundigb

Een voicemail achterlaten op: 06-82858646

Wil je ons steunen dan kan dat met een kleine maandelijkse bijdrage via petje.af en ook door een eenmalige donatie via deze link.

39: Zin in zorg met Ellen Mooren en Thomas Schok Rivera Gálvez

Verloskundig Baken
Verloskundig Baken
39: Zin in zorg met Ellen Mooren en Thomas Schok Rivera Gálvez
Aan het laden
/

AFLEVERING OMSCHRIJVING

In onze vorige aflevering “Zorgen om de druk” hebben we het over werkdruk en de uitstroom van zorgverleners uit de zorg. Deze aflevering gaan we het hebben over “Zin in Zorg”, een beweging die is ontstaan vanuit de jonge artsen in de ziekenhuizen. Onze gasten, Ellen Mooren, AIOS gynaecologie en Thomas Schok, bestuurder bij de VVAA, vertellen ons over dit initiatief die denkt in oplossingen en kansen om het werk in de zorg draagbaar en leuk te houden. Kortom om te zorgen dat zorgverleners zin in zorg hebben. Meer weten? Luister dan naar ons gesprek.

Shownotes, doneren, of meer info over Verloskundig Baken: www.verloskundigbaken.nl

GASTEN

Ellen Mooren

AIOS gynaecologie

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

Thomas Schok Rivera Gálvez

Vice-voorzitter VVAA

Chirurg-oncoloog & gastro-intestinaal chirurg

Je kan hem hier vinden op Linkedin.

SHOWNOTES

Zin in zorg

Home

Peters datapraatje

NICU opnames: trends, risicofactoren en uitkomsten

De tien NICU’s zijn in Nederland essentieel voor de high-tech behandeling van baby’s die (veel) te vroeg zijn geboren en/of tijdens de bevalling erg zwaar belast zijn geweest. Er zijn Perined data (op de website www.peristat.nl) over de trends in NICU opnames en achterliggende risicofactoren.

NICU-opnames naar plaats van de bevalling

Vrijwel alle NICU-opnames vinden plaats na een bevalling in de tweede lijn in het ziekenhuis. Slechts een kleine 150 van alle jaalijks rond 4000 op de NICU-opgenomen kinderen zijn in de eerste lijn geboren. Daarvan werden er rond 70 thuis geboren, waarvan 60 a terme en 15 preterm. De aantallen in de geboortecentra plus de 1e lijn van het ziekenhuis zijn (opgeteld) vergelijkbaar. 

Vanuit de 2e lijn van het ziekenhuis worden rond 1800 preterme eenlingen op de NICU opgenomen plus rond 1400 a terme eenlingen naast nog 600-700 meerlingkinderen in totaal zijn dat zo’n kleine 4000 jaarlijkse NICU opnames op rond 165.000 geboortes.

Trends in NICU-opnames en het effect van pariteit en zwangerschapsduur

In de periode 2011-2020 schommelde het percentage kinderen (een- en meerlingen) dat op de NICU wordt opgenomen rond de 2,5%, waarbij nulli met 3% opnamekans een (50%) hoger risico hadden dan multi (rond 2%) (Figuur F1). Tweelingen hebben een vijf keer hogere kans op een NICU opname dan eenlingen, namelijk 17% kans bij nulli en 10% kans bij een multi meerlingkind. 

De kans op een NICU-opname is natuurlijk zeer sterk afhankelijk van de zwangerschapsduur en vroeggeboortes komen vaker voor bij Nulli dan bij Multi . 

Bij ernstig prematuren (24-32 wkn) is de opnamekans 92% (data gemiddeld over 2018-2020), bij minder premature geboortes (32-37 wkn) is de kans 10-11% en bij a terme geboortes is de opnamekans op de NICU rond 1%. De opnamekans is voor de hele groep ook hoger bij Nulli dan bij Multi met uitzondering van de groep 32-37 wkn, waar opvallend genoeg, de Multi een hogere opnamekans hebben dan de Nulli (Tabel 1).

Trend in NICU-opnames van a terme eenlingen

De kans op een NICU-opname van a terme eenlingen wordt wel gebruikt als kwaliteitsindicator. We zien over de periode 2011-2020 geen duidelijke trend en zeker geen daling (Figuur F2). Er is mogelijk een lichte stijging bij a terme nulli. 

Risicofactoren voor een NICU opname

Naast zwangerschapsduur en pariteit zijn er andere factoren die mogelijk bijdragen aan een verhoogde kans op een NICU opname, waaronder de herkomt van de moeder en een lage apgarscore bij de geboorte of het type bevalling. 

Herkomst van de moeder

Een niet-kaukasissche herkomst (Figuur F3) geeft een licht verhoogd risico op een NICU-opname dat met de tijdl licht lijkt te dalen van rond 25% verhoogd tot inmiddels rond 10% verhoogd risico voor Niet-kaukasische moeders. 

Type partus

Verder heeft het type partus een voorspellende waarde, waarbij een secundaire sectio het (relatieve) risico bijna 2,5 keer verhoogt en een kunstverlossing of primaire sectio dat risico 1,5 keer verhogen. Bij een spontane a terme bevalling is de kans lager dan gemiddeld (rond 70%). De trend in het relatieve risico van een NICU-opname bij een kunstverlossing of primaire sectio lijkt licht te stijgen (Figuur F4).

Het type partus speelt ook een belangrijke rol bij de preterme NICU opnames. Van alle jaarlijks ongeveer 2700 preterme (24-37 wkn) levend geboren eenling kinderen wordt rond 21% op de NICU opgenomen. Na een spontane bevalling in deze groep pretermen wordt bijna 14 % op de NICU opgenomen, na een kunstverlossing is dat rond 11%. Na een primaire sectio wordt 45% van de preterme geboortes opgenomen en na een secundaire sectio 25%. Van deze groep preterme baby’s wordt 30% na een sectio geboren en van die groep wordt 70% op de NICU opgenomen. 

Lage apgar score na 5 minuten

Bij een lage apgar score wordt iets minder dan 30% van alle geboortes op de NICU opgenomen en 20% van alle a terme geboortes. Dat betekent dat een lage apgarscore bij een a terme geboorte een 15 tot 20 (a terme) keer hoger risico geeft op een NICU opname. Er is in Nederland een gestaag stijgende trend te zien in lage apgarscore van eenlingen (>24 wkn) van 1,36% in 2011 tot 1,71% in 2020. Het is onduidelijk hoe dat komt en wat dat precies betekent.

De datapresentatie op de Perined website laat helaas niet toe om te kijken naar het effect van de ligging bij geboorte of de leeftijd van de moeder op NICU opnames.

Sterfte op de NICU

Hoewel er op de NICU ongetwijfeld veel kinderlevens gered worden sterven er toch jaarlijks nog 150-200 kinderen op de NICU, dwz dat tweederde tot driekwart van alle neonatale sterftes (>24 wkn) zoals door Perined geregistreerd op de NICU plaatvinden. De neonatale sterfte van op de NICU opgenomen kinderen is met de jaren wel duidelijk gedaald (Figuur F5) van rond 6-7% naar rond 5% van alle opgenomen kinderen (levendgeborenen > 24 wkn). Rond 60 % van de totale neonatale sterfte (>24wkn) en 50% van de a terme neonatale sterfte vindt dus op de NICU plaats. Wat daarbij opvalt is dat de neonatale sterfte buiten de NICU, die weliswaar veel en veel lager is, de laatste jaren toeneemt (Figuur F6). En dat geldt met name voor de preterme sterfte (Figuur 7). Het is niet onmogelijk dat dat deels ook sterfte van neonaten is op ‘high-care’ afdelingen (picu’s), waarover Perined geen goede data heeft.

ACHTERGROND VAN DE PODCAST

Met deze podcast willen we een podium geven aan vernieuwende onderwerpen binnen de geboortezorg. Hiermee willen we het gesprek opgang brengen en zorgverleners binnen de geboortezorg inspireren.

Verloskundig Baken presentatoren zijn: Kirsten Schatorjé en Myrna Knol

De klankbordgroep wordt gevormd door Jolanda Liebregts, Rachel Reintjes, Karika van Hemert, Marlou Dankers en Esther Feijen.

Peters Datapraatje wordt mogelijk gemaakt door Peter Achterberg

Editing: Joost Dikker Hupkes

Zeegeluiden en muziek van Zapsplat

Je kan ons vinden op:

www.verloskundigbaken.nl

Linkedin: Verloskundig Baken

Instagram: @verloskundig_baken

Facebook: Verloskundig Baken

Twitter: @verloskundigb

Een voicemail achterlaten op: 06-82858646

Wil je ons steunen dan kan dat met een kleine maandelijkse bijdrage via petje.af en ook door een eenmalige donatie via deze link.

38: Zorgen om de druk met Esther Feijen – de Jong en Ingeborg van Dijk – Smidts

Verloskundig Baken
Verloskundig Baken
38: Zorgen om de druk met Esther Feijen - de Jong en Ingeborg van Dijk - Smidts
Aan het laden
/

AFLEVERING OMSCHRIJVING

Vandaag hebben we Ingeborg van Dijk-Smidts en Esther Feijen-De Jong als gasten. Esther is universitair docent en onderzoeker. Zij heeft samen met o.a. Liesbeth Kool onderzoek gedaan naar de werkdruk onder verloskundigen en redenen om te stoppen met werken. Ingeborg is gynaecoloog in opleiding en zij praat ons bij over het perspectief in het ziekenhuis waar de werkdruk ook hoog is. Er is veel uitstroom en veel zorgverleners denken over een carrièreswitch. Een interessant gesprek over gewoontes en cultuur en hoe deze soms ook belemmerend kunnen zijn voor het werkplezier. In hoeverre kunnen wij het tij keren en kunnen we onze collega’s, en collega’s in spe, helpen floreren en niet bezwijken onder de druk.

Shownotes, doneren, of meer info over Verloskundig Baken: www.verloskundigbaken.nl

GASTEN

Esther Feijen – de Jong

Universitair docent verloskunde/verloskundige

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

Ingeborg van Dijk – Smidts

AIOS gynaecologie

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

ACHTERGROND VAN DE PODCAST

Met deze podcast willen we een podium geven aan vernieuwende onderwerpen binnen de geboortezorg. Hiermee willen we het gesprek opgang brengen en zorgverleners binnen de geboortezorg inspireren.

Verloskundig Baken presentatoren zijn: Kirsten Schatorjé en Myrna Knol

De klankbordgroep wordt gevormd door Jolanda Liebregts, Rachel Reintjes, Karika van Hemert, Marlou Dankers en Esther Feijen.

Peters Datapraatje wordt mogelijk gemaakt door Peter Achterberg

Editing: Joost Dikker Hupkes

Zeegeluiden en muziek van Zapsplat

Je kan ons vinden op:

www.verloskundigbaken.nl

Linkedin: Verloskundig Baken

Instagram: @verloskundig_baken

Facebook: Verloskundig Baken

Twitter: @verloskundigb

Een voicemail achterlaten op: 06-82858646

Wil je ons steunen dan kan dat met een kleine maandelijkse bijdrage via petje.af en ook door een eenmalige donatie via deze link.

37: Vitamine K met Femke de Groof en Judith Groot

Verloskundig Baken
Verloskundig Baken
37: Vitamine K met Femke de Groof en Judith Groot
Aan het laden
/

AFLEVERING OMSCHRIJVING

Vandaag hebben we het over vitamine K. Al een poosje horen we dat er een verandering in het vitamine K beleid aankomt. In verschillende regio’s wordt al gezocht naar manieren van implementatie en ook zijn er geluiden van weerstand tegen het injecteren zo snel na de geboorte. Daarom hebben we kinderarts-neonatoloog Femke de Groof gevraagd om ons meer te vertellen over de achtergrond van de richtlijn en de huidige stand van zaken. Daarnaast hebben we Judith Groot, voorzitter van de moederraad van IGO Geboortehart, uitgenodigd om het cliëntenperspectief hierop te horen. Benieuwd naar hun verhalen? Luister dan deze nieuwe aflevering van Verloskundig Baken!

Shownotes, doneren, of meer info over Verloskundig Baken: www.verloskundigbaken.nl

GASTEN

Femke de Groof

Kinderarts – Neonatoloog

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

Judith Groot

Voorzitter Moederraad Geboortehart

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

Peters datapraatje

Rupturen deel 2: De 3e/4e graads rupturen

De ernstige 3e/4e graads rupturen komen veel minder vaak voor dan de 1e/2e graads rupturen, die we eerder bespraken. Maar het gebeurt toch jaarlijks nog bij rond 3500 vrouwen ofwel bij rond 2-3% van de bevallingen (2,7% na correctie voor sectio’s) en in 98% bij a terme bevallingen.

 

Effecten van geboortegewicht, leeftijd van de moeder en pariteit

Geboortegewicht: De belangrijkste risicofactor, die uit de Perined data naar voren komt, is het geboortegewicht (figuur F1). De prevalentie is bij a terme eenlingen ‘gemiddeld’ (rond 2,2%) bij een gewicht tussen de 3000 en 3500 gram om bij een hoger geboortegewicht toe te nemen tot bijna 5% bij 4500 gram of meer.

 

Leeftijd moeder en pariteit: Het beeld van het risico op een ernstige ruptuur naar leeftijd van de moeder en pariteit is nogal onverwacht (figuur F2). Het voor sectio’s gecorrigeerde risico stijgt sterk tussen de 20 en 35 jaar om daarna weer af te nemen. Dit leeftijds effect, dat we ook zagen bij 1e/2e graads rupturen, is veruit het sterkst bij het krijgen van een eerste kind en nulli hebben op iedere leeftijd sowieso een hogere tot veel hogere kans op een ernstige ruptuur dan multi. 

 

3/4e graads rupturen naar type bevalling

Spontane bevalling: Bij spontane bevallingen zien we in 2,55% van de gevallen een zware ruptuur (ruim 4% bij nulli en 1,5% bij multi). 

 

Kunstverlossing: Bij kunstverlossingen ligt het risico op een ernstige ruptuur met 3,5% iets hoger, maar dat risico is bij nulli (3,6%) en multi (3,3%) vrijwel gelijk. Wel wordt bij kunstverlossingen erg vaak een episiotomie gezet.

 

Herkomst: We zien na correctie voor sectio’s geen verschillen in 3e/4e graads rupturen naar herkomst. Zowel bij kaukasische als niet-kaukasissche moeders is de prevalentie (bij a terme eenlingen) rond 2,7%.

 

Ligging van het kind bij geboorte:

Na correctie voor sectio’s komt een ernstige ruptuur ‘gemiddeld’ vaak voor bij de normale achterhoofdsligging. Enkele soorten afwijkende ligging (kruin, voorhoofd, overig) hebben een verhoogd risico (rond 4%), maar andere liggingen (stuit, aangezicht) hebben een lager risico (1,3-1,8%) op een ernstige ruptuur. Bij de afwijkende liggingen wordt veel vaker (38-65%) dan bij achterhoofdsligging (22%) een episiotomie gedaan.

 

3e/4e graads rupteren naar plaats van de baring

Eerste lijn: In de eerste lijn zien we bij rond 2,5% van de a terme (eenling) bevallingen een ernstige ruptuur. Die zien we daar bijna 4x vaker bij nulli (5,1%) dan bij multi (1,4%). In de eerste lijn wordt verder bij nulli vaker een episiotomie gedaan (10-12%) dan bij multi (2,5-3%). 

 

Tweede lijn: In de tweede lijn zien we, na correctie voor sectio’s, rond 2,8% ernstige rupturen. Ook hier is dat weer vaker (3,9%) bij nulli dan bij multi (1,7%). In de tweede lijn wordt bij zwangerschappen > 24 weken zowel bij nulli (36-38%) als bij multi (23-25%) vaker dan in de eerste lijn een episiotomie gedaan.

 

Bij a terme eenlingen zien we in de tweede lijn rond 30-32% episiotomieen (rond 45% bij nulli en 16% bij multi). 

 

(De data voor 2018-2020 suggereren dat het percentage episotomie zowel in de eerste als de tweede lijn licht daalt ….of dat de registratiediscipline afneemt….)

 

Rupturen en episiotomie

 

Kijken we naar het tegelijk voorkomen van episiotomie en 3e/4e graads ruptuur (bij a terme eenlingen) dan zien we bij een episiotomie bij nulli een lagere kans op een 3e/4e graads ruptuur met dan zonder episiotomie namelijk 2,3 ipv 4,2%. Bij multi zien we geen verschil. Daar ligt de kans op een totaal ruptuurzowel met als zonder episiotomie op rond 1,6%. Dit kan te maken hebben met meer kunstverlossingen (waarbij 90% episiotomie wordt gedaan) bij nulli of met minder episiotomie bij nulli in de eerste lijn.

 

 

Bij 3e/4e graads rupturen is er gemiddeld (over 1e en 2e lijn) bij nulli in rond 20% van de gevallen een episiotomie gedaan en dat is bij multi in 10% van de zware rupturen het geval. 

 

Internationale verschillen episiotomie en rupturen

Onderzoek van het Peristat project (Peristat, 2016) liet grote verschillen zien in het voorkomen van 3e/4e graads rupturen in een aantal Europese landen in het jaar 2010. De NL cijfers over rupturen en episiotomie waren toen vergelijkbaar met de huidige cijfers. De vergelijking wijst op een mogelijk gunstig effect van episiotomie bij kunstverlossingen, zoals wij ook uit de recente cijfers concludeerden. In Denemarken en Zweden werd weinig geknipt (15-25%) bij een kunstverlossing en daar kwam vervolgens een hoog percentage (12-15%) ernstige rupturen voor. Nederland en Finland deden bij een kunstverlossing veel vaker een episiotomie (65-90%), waarbij veel minder vaak (3-4%) een ernstige ruptuur optrad. Hoewel er ook in Engeland en Schotland bij kunstverlossingen relatief veel wordt geknipt (75-90%) zagen we daar wel meer (6-7%) ernstige rupturen dan in Nederland en Finland.  

 

Opvallen in dit Peristat onderzoek is het grote international verschil van ernstige rupturen bij vaginale bevallingen. Het onderzoek meldde in Finland (1,1%), Duitsland (1,8%) en Noorwegen (2,3%) minder vaak ernstige rupturen dan in Ijsland (4,9%), Denemarken (4,1%), Zweden (3,5%), Engeland (3,2%) en Zwitserland (3,1%) met Nederland (2,7%) als middenmoter. Ik heb hier landen vermeld die ik qua socio-economische ontwikkeling en datakwaliteit het meest vergelijkbaar vind. 

 

Afsluitend de conclusie dat er internationaal grote verschillen zijn en dat er rond rupturen nog veel vragen zijn, bijvoorbeeld over hoe het risico tijdig in te schatten en in welke situaties er een gunstig effect van episiotomie te verwachten is. Opnieuw kijken naar de evidence voor de bestaande richtlijnen is een optie.

ACHTERGROND VAN DE PODCAST

Met deze podcast willen we een podium geven aan vernieuwende onderwerpen binnen de geboortezorg. Hiermee willen we het gesprek opgang brengen en zorgverleners binnen de geboortezorg inspireren.

Verloskundig Baken presentatoren zijn: Kirsten Schatorjé en Myrna Knol

De klankbordgroep wordt gevormd door Jolanda Liebregts, Rachel Reintjes, Karika van Hemert, Marlou Dankers en Esther Feijen.

Peters Datapraatje wordt mogelijk gemaakt door Peter Achterberg

Editing: Joost Dikker Hupkes

Zeegeluiden en muziek van Zapsplat

Je kan ons vinden op:

www.verloskundigbaken.nl

Linkedin: Verloskundig Baken

Instagram: @verloskundig_baken

Facebook: Verloskundig Baken

Twitter: @verloskundigb

Een voicemail achterlaten op: 06-82858646

Wil je ons steunen dan kan dat met een kleine maandelijkse bijdrage via petje.af en ook door een eenmalige donatie via deze link.

36: Hyperemesis gravidarum met Marjolein Houben en Jessica Sinay

Verloskundig Baken
Verloskundig Baken
36: Hyperemesis gravidarum met Marjolein Houben en Jessica Sinay
Aan het laden
/

AFLEVERING OMSCHRIJVING

Twee dagen geleden was het Dag van de HG (Hyperemesis Gravidarum), voor ons een mooie aanleiding om twee gasten uit te nodigen die ons veel kunnen vertellen over dit onderwerp. Jessica Sinay is secretaris in het bestuur van de Stichting Zwangerschapsmisselijkheid en Hyperemesis Gravidarum (ZEHG). Marjolein Houben is oud-verloskundige en verzorgt scholing voor de stichting. Daarnaast zijn ze beiden ervaringsdeskundigen. Luister deze aflevering voor antwoord op vragen als: wat is HG precies? hoe kunnen we ons als hulpverleners opstellen? en wat kunnen we doen om het meer dragelijk te maken voor de vrouwen die te maken hebben met ernstige zwangerschapsmisselijkheid of hyperemesis gravidarum? Wat een interessant gesprek weer!

Shownotes, doneren, of meer info over Verloskundig Baken: www.verloskundigbaken.nl

GASTEN

Jessica Sinay

Bestuurdslid ZEHG

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

Marjolein Houben

Coach bij JustGro

Verloskundige np

Je kan haar hier vinden op Linkedin.

SHOWNOTES

Peters datapraatje

Rupturen deel 1: De 1e/2e graads rupturen

Bij rupturen wordt op de Perined website (data voor de jaren 2018-2020), een onderscheid gemaakt tussen 1e/2egraads en 3e/4e graads ruptuur. Eerder werd er gesproken over subtotaal en totaal ruptuur. We bespreken hier eerst de lichtere rupturen en een volgende keer de zware.

 

We kijken naar risicofactoren zoals pariteit, leeftijd en herkomst van de moeder, de ligging van het kind en het type baring en naar andere belangrijke invloeden, waaronder de plaats van de baring.

 

Qua data is dit nogal lastig. Want bij de berekening van het percentage vrouwen dat een ruptuur krijgt (de kans op een ruptuur) moet je de noemer corrigeren voor het aandeel vrouwen dat een sectio kreeg, want daarbij komt een ruptuur niet of nauwelijks voor. Daarnaast spelen episiotomieen (knippen) een rol, omdat die vaak gezet worden om een ruptuur ruptuur te voorkomen. Ze vervangen soms mogelijk een lichte ruptuur. Ik neem episiotomie dus mee in de analyse en dat compliceert het verhaal.

 

De prevalentie van lichte rupturen en episiotomie

1e/2e graads rupturen komen relatief vaak voor, nl meer dan 60.000 keer en dat is bij 37,5% van alle bevallingen. Corrigeren we voor sectio’s (noemer 15-20% kleiner) dan stijgt het percentage rupturen naar 45,6%. Het aantal rupturen bij a terme eenlingen komt op rond 58.000. Daarnaast zien we dat er nog rond 28.000 keer a terme een episiotomie gedaan wordt. Daarnaast wordt er nog in bijna 30.000 gevallen een episiotomie gezet. Samen genomen moeten vrouwen rekening houden met een  65-70% kans op een lichte ruptuur of knip.

 

Risicofactoren voor 1e/2e graads ruptuur

Pariteit: 1e/2e graads rupturen komen verrassenderwijze iets minder vaak voor bij nulli dan bij multi (37,3 vs 41,8%), mogelijk vanwege verschillen in leeftijd, geboortegewicht en/of het percentage episiotomie (37,6% bij nulli, 10,3% bij multi). In de eerste lijn is het percentage episiotomie 12,0 vs 2,7% en totaal rond 5-6%.

 

Leeftijd van de moeder: Het risico op een lichte ruptuur loopt enigszins op met de leeftijd van de moeder van rond 30% bij tienermoeders tot 45% bij 35 jarigen, maar boven de 40 jaar daalt het risico weer (zie figuur F1).

 

Geboortegewicht: Ook geboortegewicht speelt een rol en 1e/2e graads rupturen komen vaker voor bij een hoger geboortegewicht. Bij 5,5 pond is de prevalentie rond 35% en bij meer dan 8 pond gaat dat naar 50% (figuur F2).

 

 

De figuren hierboven zijn voor eenlingen en >24 wkn zwangerschapsduur.

 

Herkomst: Er zijn nauwelijks verschillen naar herkomst. Er is een (lichte) aanwijzing dat niet-Kaukasische vrouwen iets minder vaak (45,5% vs 47%) een lichte ruptuur krijgen, maar de verschillen zijn klein. Niet-Kaukasische vrouwen krijgen ook iets minder vaak een episiotomie (22,1% vs 18,9%) (Som ruptuur of knip: 68,1% Kaukasisch, 63.8% Niet-kaukasisch). Er is hierbij al wel gecorrigeerd voor het feit dat niet-kaukasische vrouwen (a terme, eenlingen) een 20-25% hogere kans hebben op een sectio (18 vs 14,5%).

 

Ligging van het kind bij de geboorte: Bij vrijwel alle afwijkende liggingen is de kans op een 1e/2e graads ruptuur lagerdan bij de normale achterhoofdsligging. Maar bij alle afwijkende liggingen wordt (die meestal in de tweede lijn worden geboren) twee tot drie keer zo vaak een episiotomie gezet dan bij achterhoofdsligging. De som van ruptuur en episiotomie is dan weer hoger bij de afwijkende liggingen.

 

 

Rol van het type bevalling

Bij een a terme spontane bevalling (eenlingen) is de kans op een 1e/2e graads ruptuur gemiddeld 49,1% en dat is, opvallend genoeg, iets minder (47,4%) bij nulli en iets meer (50,3%) bij multi. De verklaring is mogelijk dat leeftijd een rol speelt. Bij spontane bevallingen zien we naast de 1e/2e graads rupturen ook rond 15% episiotomieen en dat gebeurt dan weer veel vaker (24%) bij nulli dan (de 7%) bij multi.

 

Bij een kunstverlossing is de kans op een 1e/2e graads ruptuur veel kleiner, namelijk gemiddeld 13,3% en dat is 12,1% bij nulli en ook weer hoger bij multi, namelijk 20%. Maar er wordt bij een kunstverlossing in 89,5% van de gevallen een episiotomie gedaan en wel 92% bij nulli en 75% bij multi.

 

Bij inleidingen zien we iets minder vaak (48 vs 53%) een lichte ruptuur, ook na correctie voor sectio’s maar we zien weer wel iets vaker (22-23 vs 19%) een knip.

 

We zien dat de kans op een lichte ruptuur in sterke mate wordt beïnvloed door de kans op een episiotomie en dat is misschien wel meer dan door de risicofactoren, zoals pariteit, herkomst of leeftijd van de moeder. Omdat episiotomie sterk verschilt naar de plaats van de baring kijken we daar in meer detail naar.

 

1/2e graads rupturen en episiotomie naar plaats van de baring

Er zijn flinke verschillen bij 1e/2e graads rupturen naar plaats van de baring. We vinden ze in de eerste lijn bij 50-55% van alle a terme bevallingen maar duidelijk minder vaak in de tweede lijn (rond 42% (na correctie voor sectio’s). Maar kijken we tegelijk naar episiotomieen dan zien we dat die in de eerste lijn veel minder vaak (5-7%) voorkomen dan in de tweede lijn in het ziekenhuis (30%) (figuur F3).

 

In de eerste lijn gebeurt een episiotomie iets vaker in het geboortecentrum en in het ziekenhuis (resp 6,8 en 6,0%) dan bij bij thuisbevallingen (4,7%). In het ziekenhuis wordt (opnieuw gecorrigeerd voor sectio’s) in bijna 31% van de gevallen een knip gezet. Bij episiotomieen zien we dat multi op iedere leeftijd ongeveer dezelfde kans op een knip hebben (rond 10%), maar dat knippen bij nulli sterk leeftijdsafhankelijk is van rond 25% kans bij tieners tot rond 40% bij de 40plussers met een uitschieter tot 57% bij 45 plussers die geen sectio kregen.

 

 

Lichte rupturen en knippen

Tellen we de cijfers voor 1e-2e graads rupturen en knipen op dan zien we dat rond 67% van de in Nederland bevallen vrouwen een knip of lichte ruptuur heeft ondervonden. Dat getal is iets lager (56%) bij een bevalling thuis of in de eerste lijn dan in de tweede lijn (Figuur F4).

 

De cijfers laten zien dat knippen (episiotomie) gemiddeld gepaard gaat met een lagere kans op 1/2e graads rupturen (12,4% kans met een knip versus 44,5% zonder) of dat deze dan mogelijk niet gerapporteerd worden.

 

Bij nulli treedt een 1/2e graads ruptuur op bij 9,3% van de gevallen met knip en bij 38,3% zonder. Bij multi is dat 17,3% met knip en 44,4% zonder knip. We zagen al eerder dat multi verassenderwijze een hogere frequentie van 1/2e graads rupturen hebben.

 

Tellen we deze cijfers op (figuur F4) dan zien we dat rond 67% van de in Nederland bevallen vrouwen een knip of lichte ruptuur heeft ondergaan. Dat getal is iets lager (56%) bij een bevalling in de eerste lijn dan in de tweede lijn en dat laatste vooral omdat in de tweede lijn veel vaker een knip wordt gezet.

 

 

Wel moet je eigenlijk corrigeren voor het gelijktijdig voorkomen van zowel een ruptuur als een knip.

 

Bij gemiddeld 1 op 7 a 1 op 8 van de episiotomieen komt tegelijk een 1e/2e graads ruptuur voor, maar we kunnen uit de Perined data die wij hebben niet halen of dat verschillend is voor de plaats van de baring. Als de combinatie overal evenvaak voorkomt verlaagt dat vooral de somscore voor de tweede lijn met rond 4% en wordt het verschil tussen de 1e en 2e lijn kleiner (10 ipv 14%).

ACHTERGROND VAN DE PODCAST

Met deze podcast willen we een podium geven aan vernieuwende onderwerpen binnen de geboortezorg. Hiermee willen we het gesprek opgang brengen en zorgverleners binnen de geboortezorg inspireren.

Verloskundig Baken is een samenwerking tussen Jolanda Liebregts, Rachel Reintjes, Karika van Hemert en de presentatoren van deze podcast Kirsten Schatorjé en Myrna Knol

Peters Datapraatje wordt mogelijk gemaakt door Peter Achterberg

Editing: Joost Dikker Hupkes

Zeegeluiden en muziek van Zapsplat

Je kan ons vinden op:

www.verloskundigbaken.nl

Instagram: @verloskundig_baken

Facebook: Verloskundig Baken

Twitter: @verloskundigb

Een voicemail achterlaten op: 06-82858646

Wil je ons steunen dan kan dat met een kleine maandelijkse bijdrage via petje.af en ook door een eenmalige donatie via deze link.